top of page
DE DOOD VAN WILLEM EN EEN ZUS VOOR RICHARDUS

Om het onderzoek weer enigszins in het gareel te krijgen en te concentreren op de vroege Rikkerts, besloot ik via het Deventer Stadsarchief te proberen iets boven water te krijgen via een deskundige aldaar, de hr Prudon. Helaas, de resultaten waren weinig bemoedigend. Richardus bleef opvallend onzichtbaar. Hieronder zijn bevindingen:

Geachte heer Scherpenzeel,

Naar aanleiding van uw verzoek van 31 januari heb ik vandaag onderzoek gedaan in het Stadsarchief van Deventer. Tot mijn spijt moet ik u een geheel negatief resultaat melden. Behalve de huwelijksregistratie heb ik geen andere documenten betreffende Richard en Geertruida gevonden. Volledigheidshalve stuur ik u twee links naar het (onder-)trouwboek van het Gericht te Deventer. De eerste notitie is van 6 mei 1796. Daarin wordt vermeld dat Richardus Rikkert op dat moment woonde in Deventer en Geertrui Johanna Haarman in Oolde. Zij vertoonden een certificaat dat zij op 5 mei 1796 in Laren in ondertrouw waren opgenomen.



Op de volgende pagina’s van dit (onder-)trouwregister is genoteerd dat zij op de zondagen 8 mei, 15 mei en 22 mei hun respectievelijk eerste, tweede en derde huwelijksafkondiging in Deventer hadden. Ten slotte vertoonden zij op 6 juli in Deventer een certificaat waaruit bleek dat zij op 3 juni 1796 in Laren waren getrouwd. De link naar die registratie:



De andere genoemde data kunt u zelf makkelijk opzoeken door te bladeren in het register.

In 1796 woonde Richard dus in Deventer. Ik raadpleegde de klappers op de registers van Permissiën tot Inwoning in Deventer 1747-1823. Richard komt er niet in voor. Ook in de klappers op de betalingen voor het klein- en grootburgerschap van Deventer wordt hij niet vermeld. In de Volkstelling van 1795 is zijn naam niet genoteerd.
Ik heb nog gekeken of ik wellicht een notitie kon vinden van zijn tweede en derde huwelijk maar dat bleek ijdele hoop.
Vervolgens zocht ik in de Lidmaten- en Attestatieregisters van de Hervormde Kerk, zonder resultaat en ten slotte raadpleegde ik tevergeefs de klappers op de Notulen van de Kerkenraad.
Uiteraard heb ik gezocht op alle mogelijke naamvarianten. Zoals ik al zei een geheel negatief resultaat. Maar ja, een negatief resultaat is ook een resultaat. Het lijkt er op dat Richard maar kort in Deventer heeft gewoond.

Het lijkt er m.i. meer op dat Richardus weinig ophad met autoriteiten en je laten registreren, en dat laatste alleen deed als het niet anders kon. De heer Prudon vond de attestatie van Geertruida die daar volgens de kerkboeken rond Pasen 1795 was komen wonen (zij bleek, gelukkig voor ons, beduidend plichtsgetrouwer dan het onderwerp van deze queeste), en in 1802 weer werd uitgeschreven. Dat was weinig nieuws, maar wat wel nieuws was dat er nu een huisadres opdook: Geertruida (en, neem ik aan, als echtgenoot ook Richardus) bleek gewoond te hebben in de Assenstraat. Dat is een oude historische straat in het centrum van Deventer. Zo dichtbij en toch zo weinig weten. Wat deden ze, waar werkten of leerden ze? Verder weinig tot geen sporen van Rikkerts en geen klokkenmakers (althans, die zich van buitenaf in Deventer vestigden. Inboorlingen hoefden zich niet in te kopen.)

De Assenstraat te Deventer.

 

 

 

Twickel!

De 'grote dag' was eindelijk aangebroken. Samen met mijn broer Peter ben ik op 27 februari 2013 naar Kasteel Twickel te Delden gegaan, waar het politierapport aangaande de dood van Wilhelmus Rick(b)ert(s) zou liggen. De vraag was of deze Wilhelmus inderdaad de gezochte vader van Richardus en de echtgenoot van Anna Ten Bosch was. Zo ja, dan hoopte ik uit het rapport op te kunnen maken, wanneer deze geboren was (dan wel hoe oud hij was bij overlijden) en waar- en mogelijk, wat zijn beroep was geweest. Zo nee, dan was de reis in dit opzicht voor niets geweest.

Mevrouw Aafke Brunt, archivaris ter plekke, was ons zeer behulpzaam: het boek waarin dit rapport was opgenomen, lag al klaar toen wij binnenkwamen. Al heel snel werd duidelijk dat het hier inderdaad en zonder twijfel de vader van Richardus betrof, die op 14 april 1780 was overleden. De identiteit bleek uit het feit dat een van de personen die betrokken was bij het voorval dat de dood van Willem inleidde, niemand minder was dan zijn 16-jarige zwager, Gerrit Ten Bosch- inderdaad een broer van Anna ten Bosch, waarmee Willem Rikkert (zoals hij verder genoemd werd) getrouwd was. Nou ja, getrouwd? Er was nergens een document wat dit bevestigde.

Wat zijn we te weten gekomen? Om te beginnen niet: hoe oud Willem was bij zijn dood, en waar hij geboren was, adres, of zijn beroep- het eerste doel van de missie. Uit het toch tien tellende pagina's tellende relaas van de gehoorde getuigen bleek dat jammer genoeg nergens. Enigszins teleurstellend, maar het toch redelijk lijvige rapport beperkte zich tot getuigenverklaringen van het voorval zelf. Zoeken in de plaatselijke archieven zou dit mogelijk nog wel aan het licht brengen.

Wat dan wel? De belangrijkste ontdekking was de inhoud van het politierapport zelf: om kort te gaan, Willem Rikkert was om het leven gekomen na een uit de hand gelopen vechtpartij op de ochtend van 13 april 1780, toen hij en zijn zwager Gerrit Ten Bosch lopend onderweg waren van Lage naar Neuenhaus voor een koeienverkoop. Ze hadden het, ter hoogte van het Joodse Kerkhof (vermoedelijk dat aan het Wittenkamp, verderop in de verklaringen wordt ook Ho- of Hagenkamp genoemd), aan de stok gekregen met drie "scheepers" uit Hilten. Een scheeper was ofwel een schaapherder, ofwel de hond van zo iemand. Hilten is een gehucht vlak in de buurt ten westen van Neuenhaus. Het werd mij niet duidelijk om welk van de twee het ging. Willem kon dus door deze honden zijn aangevallen, of dat de ruzie was ontstaan vanwege de betwiste verkoop van een scheepershond. Het meest waarschijnlijk leek me, dat Willem was aangevallen door herdershonden, zich verdedigd had en daarbij ruzie had gekregen met de eigenaar.

 

Hoe dan ook: het was daarbij uitgelopen op een gevecht, waarbij een ijzeren schop en stokken waren gebruikt waardoor Willem dusdanig gewond was geraakt dat hij terstond moest gaan liggen met klachten in de buikstreek die steeds erger werden. De opgetrommelde apotheker, de hr. Weber, verstrekte wat medicijnen op basis van een zogenaamde 'koliek' maar tegen hem werd niet gezegd dat er een vechtpartij geweest was. Kennelijk had niemand zin in de politie. Het is erg jammer dat in deze verslagen alleen terloops melding wordt gemaakt van Willem's vrouw zonder haar naam te noemen.

 

's Nachts verergerden de klachten en werd de apotheker er weer bij gehaald, maar de geneesmiddelen die hij uitreikte bleken bij lange na niet voldoende om Willem te redden. In de getuigenverklaringen na de post mortem door een dokter (chirurgijn) wordt dan ook duidelijk gesteld dat apotheker Weber geen blaam trof. Je kunt je afvragen waarom de vechtpartij niet gemeld was door Gerrit: gezien Willem's precaire toestand was juiste medicatie toch wel vereist. Dat de rol van de apotheker wel, en die van de schaapherders of andere betrokkenen niet in het rapport was opgenomen, bevreemdde me toch wel enigszins.

Bij sectie bleek bovendien, dat Willem behalve allerlei zichtbare wonden, al allerlei ellende onder de ledenen moet hebben gehad waaraan hij mogelijk sowieso binnen niet al te lange tijd zou zijn overleden en die door de knokpartij dusdanig waren verergerd dat de dood bespoedigd werd. Er werd onder meer gesproken over ontstoken darmen, gangreen en vooral: een liesbreuk, waarmee Willem al langer rondliep. Dat zijn geen zaken die je oploopt door een vechtpartij, hoe hard die ook geweest is.  Op 14 april is hij dan bezweken. Over de scheepers en de schoolmeester- toch ontegenzeglijk betrokkenen- wordt verder niets vermeld. Zelfs geen naam. Ook Gerrit, toch degene die kennelijk met de woordenwisseling begonnen was, komt niet in de stukken aan het woord.

​   Overzichtskaartje van de omgeving Uelsen-Neuenhaus-Lage. De ster geeft ongeveer de locatie van de vechtpartij aan.

Wie er wel aan het woord kwamen waren Barend ten Brinke (degene die de vechtenden blijkbaar uit elkaar had gehaald) en Jan Buijtkamp. Een andere (?) betrokkene die zich in de vechtpartij mengde is een zekere BoerenZoon, Schoolmeester uit Harmen Hendriks Huys te Hilten. Hoe die naam en woonplaats precies gelezen moet worden was me nog even niet duidelijk. Volgens Buijtkamp had die laatste een ijzeren schop waarmee hij in had geslagen op Willem, dus als er iemand verhoord had moeten worden was hij het wel.

Dat was, in het kort, hoe Willem Rikkert aan zijn eind kwam. Wat me weer frappeerde was het taalgebruik in de documenten (ambtelijk en breedsprakig) terwijl essentiele informatie, zoals waar Willem woonde of te bed was gelegd, doodeenvoudig ontbrak. Is hij nog naar huis kunnen lopen?

Even verderop in Delden, bij het Twents Streekarchief, bleken ook de microfiches te liggen van de dtb-boeken van de gemeente Lage. Dat kwam goed uit, want deze moest ik- omdat ze niet online waren- toch inzien, en in de beperkte tijd die ik nog had ter plekke zou wellicht nog wat meer informatie boven water komen.

Dat bleek het geval, en een deel van die info was nogal verrassend.

 

 

RICHARDUS HAD EEN ZUS.

Om met de verrassende info te beginnen: in de (N.H.) doopboeken van Lage kwamen we een inschrijving tegen van een zuster van Richardus uit 1774. Er bij vermeld stond:

"Gerrit Bonke & Aleida Schutte(rt?) hebben aan mij op heden den 8 september 1807 verklaard zeer wel te weten dat in augustus 1774 alhier gedoopt is Johanna Geertruit, dochter van Willem Rikkert en Anna ten Bosch, ehl."

Dat Richardus een 6 jaar jongere zuster bleek te hebben was al bijzonder: Richardus was voor zover ik wist enig kind, en moeder Anna moet bij de geboorte pas 15 jaar geweest zijn (en 14 bij de conceptie!). Richardus had zijn voortplantingsdrift duidelijk niet van een vreemde. En dat deze doop in 1807 alsnog werd bevestigd door twee mij volstrekt onbekende personen, is wel helemaal vreemd. Misschien was Johanna Geertruit overleden en was de gemeente niet zeker van haar inschrijving, of bestaan in het algemeen. Maar moeder Anna leefde op dat moment nog gewoon, en woonde voor zover wij wisten in het nabijgelegen Neuenhaus, dus die had het dan toch zelf ook wel kunnen vertellen? Waarom en hoezo werd dat 33 jaar na de geboorte nog eens door deze twee expliciet verklaard? Wie had daar om gevraagd? Nergens was ik tot nu toe een vermelding over deze zus tegen gekomen.

 

Bijkomend saillant detail: de voornamen van Richardus' onvermoede zuster waren gelijk (zij het omgekeerd in volgorde) aan die van zijn eerste vrouw, Geertruit Johanna Haarman. 

 

Dat Willem en Anna ehl. (echtelieden) worden genoemd, wil niet zeggen dat beiden in 1774 al getrouwd waren. Maar de kans bestaat dat ze inderdaad dat jaar hebben gedaan. Misschien een aanknopingspunt voor later.

Er kwam ook nog wel wat echt verhelderends uit dit bezoek: in het doopregister vond ik de aangifte van Anna, dochter van Jan Arent Ten Bosch en Geertruit Jacobs, 11 januari 1759. De herkomst van Anna was wel sterk vermoed, maar nog niet aangetoond. Nu dus wel, evenals een precieze geboortedatum. De zojuist ontdekte dochter was dus ook naar de moeder van Anna vernoemd. In 1827 werd de dochter geboren van Hendrik Ananias Rikkert, Richardus' zoon. Haar naam: Johanna Geertruid Rikkert.

Ook de aangifte van Richardus (als 'Rigchardus') Rikkert zelf ontdekten we: februari 1780. Dat klopte met het ruim 50 jaar (!) later door Richardus alsnog verkregen geboortewijs uit Lage waarop als doopdatum 1 februari stond. Dat wil zeggen, dat Richardus zo'n tien weken oud was toen zijn vader overleed. Anna was toen 21. Het was een leerzame dag geweest, die zoals gewoonlijk net zoveel vragen als antwoorden opleverde.

De Gerrit Bonke en Aleida Schutte van de vreemde doop-aangifte heb ik vervolgens online kunnen opzoeken: Gerrit was rond 1744 geboren. Aleida stond in de Duitse genealogie-site als Aleida Krom genoteerd, maar van het tweetal was geen huwelijk bekend dus dat betekende nog weinig. Stomtoevallig (?) stonden ze op de geprinte uitdraai die we hadden meegekregen een paar alinea's hoger wederom vermeld, nu als ouders van een kind: Lucas. Lucas stond ook online vermeld, dus we kunnen er van uitgaan dat deze twee de bedoelde Gerrit Bonke en Aleida Schutte(rt) waren. Maar waarom zij hadden verklaard dat Johanna Geertruit Rikkert in 1774 te Lage gedoopt was, bleef een raadsel.

 

Enig google-werk leverde het volgende resultaat op. O ja, en een kastelein hoefde niet meteen een herbergier te zijn. Het woord betekende ook: rentmeester, of beheerder.

Gerrit BONKE, Schankwirt, kastelein, geboren te Ootmarsum, Lattrop, gedoopt (Ger.) op 29-11-1744 te Ootmarsum, Lattrop, overleden op 13-12-1825 te Lage op 81-jarige leeftijd, zoon van Harmen BONKE (zie 703) en Janna SCHOLTEN.
Gehuwd voor de kerk op 28-jarige leeftijd op 08-08-1773 te Lage met Aleida (of Geertruida) (Altjen) SCHUTTE (of KROM?), 21 jaar oud, geboren op 21-05-1752 te Ankum, Dalfsen, overleden op 14-05-1821 te Lage op 68-jarige leeftijd. Zij was weduwe van Lucas Meijer, toen zij trouwde met Gerrid Bonke, dochter van Berend SCHUTTE. ​​

​Vooralsnog kon ik dus geen enkele connectie met Rikkert/Ten Bosch vaststellen.

Even terug naar de knokpartij met die "BoerenZoon, schoolmeester uit Harmen Hendriks Huys" te Hilten. Na wat gezoek op de door mij gebruikte Duitse genealogie-site stuitte ik op een bewoner van het Harmen Hendriks huis in Hilten, die ook schoolmeester was en de zoon was van de naamgever van het huis. Geerd Zwavelink was bijna 28 tijdens het gebeurde:

Geerd ZWAFELINK
* 20.04.1752 in Hilten
+ 19.02.1814 in Hilten

Bemerkungen:(notes)
getauft: 20 APR 1752, getauft in Uelsen
Vater: Harmen Swaferink, alias Harmen Hendriks, tot Uelsen

(Zusatz Davina: Die Mutter heißt Jenne Rörik) begraben: 19 FEB 1814, Uelsen

De Schoolmeester Geerd Harms, oud 61 jaar te Hilten

Zoon van wijlen Harmen Harms of Kleine Zwafelink en Fenne Rörik
Beruf: Schoolmeester

Vater:
(father)  Harmen SWAVING
* um 1720 in Hilten

Mutter:
(mother)  Jenne RöRIK
* um 1718 in Hilten

Siblings:
Kind SWAVING + 1762 in Hilten
Harmen SWAVING * um 1746 in Hilten
Hendrik SWAVING * 1747 in Hilten, + 1748 in Hilten
Hendrik SWAVING * 1749 in Hilten
Hendrik SWAVING * 1756 in Hilten
Gerrit ZWAFELINK * um 1760 in Hilten, + 1810 in Uelsen.

Je kunt natuurlijk niet meteen concluderen dat Geerd de man met de ijzeren schop was geweest, want mogelijk woonden er ook nog wat broers in hetzelfde huis. Maar het was niet erg waarschijnlijk dat een van die broers ook schoolmeester was. In de verklaring van Berend ten Brinke komt duidelijk naar voren dat Willem het voornamelijk met deze schoolmeester aan de stok (letterlijk) had gekregen.
 







 

Ulsen

Hilten

Neuenhaus

Lage

GEESELING

 

In mei 2014 kwam het onderzoek naar Richardus weer een klein stapje verder. Door het steeds meer online zetten van het Gelders Archief stuitte ik op criminele procesdossiers uit de omgeving. Ik zocht dus wat er in 1805- het jaar van de diefstal- zo al aan veroordelingen en straffen waren uitgedeeld, maar daar zat Richardus niet bij. Hoewel het me wat ver gezocht leek, ging ik toch maar een jaartje door en jawel hoor, in mei 1806 stond het er, luid en duidelijk:

 

R. Rickerd., Diefstal. Geeseling etc. Sch.Lochem.
Datering:

1806 23 Mei.
Procesdossiernummer:

1806/15
Gedaagde:

R. Rickerd.
Feit:

Diefstal. Geeseling etc. Sch.Lochem.
Inventarisnummer:

4753

 

De naam Rickerd was weliswaar niet helemaal gespeld zoals we gewend waren, maar het ging ongetwijfeld om onze Richardus die in mei 1806 wegens diefstal in en door het Scholdambt Lochem tot 'geeseling' was veroordeeld. Van de 'verdwenen' acht jaar (1805-1813) was het eerste jaar nu terug gevonden: tot mei 1806 was hij nog in de buurt, alhoewel niet thuis maar vermoedelijk gevangen.

 

Er rijzen direct enkele vragen op: wat valt er zoal onder 'etc'. ? In gelijksoortige gevallen wordt na 'geeseling' vrijwel altijd ook verbanning genoemd, Omdat Richardus 7 jaar later in Rotterdam opduikt, zal dit het geval geweest zijn. Verbanning, verder nog iets? Uit de online versie van het inventarisnummer wordt hier verder niet op ingegaan. Voor diefstal lijkt dit een gepaste straf, als we de rest van de veroordelingen lezen.

Werd hij daar in Lochem inderdaad gevangen gehouden? De lokatie van zijn detentie wordt nergens genoemd. Omdat Laren in juridisch opzicht onder scholdambt Lochem viel, nemen we aan dat hij daar vast heeft gezeten.

De laatst bekende documenten dateren van november 1805, de eerste over de diefstal al van mei dat jaar. Dat zou betekenen, dat Richardus ongeveer een jaar heeft vastgezeten. Wel wat lang, voor een diefstal. Maar ja, het was wel een diefstal van de baron, en dat telde wellicht zwaarder. Of mocht hij intussen naar huis om zijn straf pas een half jaar later te ondergaan? Niet erg waarschijnlijk..

Mijn voorlopige conclusie luidde dan ook dat Richardus op of kort na 23 mei 1806, ruim een jaar na zijn gevangenneming, is bestraft met minstens geseling en zeer waarschijnlijk ook verbanning. Hij is, lijkt me, niet meer teruggekeerd naar Laren en heeft zijn heil elders gezocht. De kans is groot dat dat in Arnhem of daar in de buurt was. Ik kan niet inschatten of Arnhem ver genoeg was voor verbanning, maar hij moet zijn tweede vrouw, de uit Arnhem afkomstige Arnoldina Scholten (die in 1813, als Richardus met haar opduikt, nog maar 17 was) toch ergens zijn tegen gekomen. Dat kan in Rotterdam geweest zijn, natuurlijk. Maar Arnhem lijkt me voor de hand liggender.

 



 

bottom of page